Eenheid in diversiteit: choreograaf en danser Sidi Larbi Cherkaoui
Danser en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui krijgt van de Vlaamse Gemeenschap ‘voor zijn grensverleggende oeuvre’ de Ultima voor Algemene Culturele Verdienste. In 2012 schreef Lieve Dierckx een uitgebreid portret van deze bruggenbouwer. Met grote openheid, bescheidenheid én een ongebreidelde gedrevenheid gaat Cherkaoui (°1976) op zoek naar raakvlakken en vermengingen tussen culturen, ‘bewegingstalen’ en kunstdisciplines en dat vanuit een niet-beperkende, niet-hiërarchische mentaliteit. Dat is bij hem niet zozeer een bewuste missie maar veeleer een persoonlijke instelling.
© Koen Broos
Cherkaoui staat bekend als nieuwsgierig en leergierig, altijd gericht op ontmoeting. Zijn parcours is, net als zijn bewegingstaal, voortdurend in evolutie: het ene vloeit als vanzelf uit het andere voort. Na tien jaar choreografisch werk kan hij op basis van zielsverwantschap en wederzijds respect bogen op een fijnmazig netwerk van persoonlijke contacten en samenwerkingsverbanden. Zijn recente grote producties, Babel (Words) uit 2010 en TeZukA uit 2011, en Play, een duet met de Indiase danseres Shantala Shivalingappa uit 2010, zijn er de voorlopige hoogtepunten van.
Op zijn 35ste hoort Cherkaoui met een dertigtal choreografieën tot de internationale danselite. “Adembenemend” en “werkelijk globale dans”: met die woorden riep het invloedrijke Duitse magazine Tanz Cherkaoui uit tot beste choreograaf van het seizoen 2010-2011. Van meet af aan was duidelijk dat de jonge choreograaf hoge toppen zou scheren. Zijn eerste grote creatie, Rien de Rien (2000), werd internationaal vertoond en ontving op het BITEF-festival in Boedapest meteen een Special Prize.
In Vlaanderen maakt Cherkaoui deel uit van de derde generatie choreografen na de Vlaamse Golf, de beweging van intussen internationaal gerenommeerde vernieuwers in theater en dans. Baanbrekers Anne Teresa De Keersmaeker (Rosas), Jan Fabre (Troubleyn) en Wim Vandekeybus (Ultima Vez) gooiden begin jaren tachtig radicaal het roer om met postmoderne dans en danstheater in een danslandschap dat op dat moment nog op ballet gericht was. Even later voegden Jan Lauwers (Needcompany) en Alain Platel (Les Ballets C de la B) zich bij hen. Vanaf de jaren negentig gaf de in Brussel gevestigde Amerikaanse choreografe Meg Stuart (Damaged Goods) de impuls voor een tweede generatie vernieuwers.
Begrepen worden
De behoefte om bruggen te slaan heeft bij Cherkaoui alles te maken met zingeving aan zijn biculturele familieachtergrond: zijn vader is Marokkaans, zijn moeder Belgisch. In de televisiedocumentaire Rêves de Babel (Arte, 2009) staat de choreograaf stil bij de invloed van zijn gezinsachtergrond op zijn carrière. Dat hij wilde dansen leverde hem in combinatie met zijn geaardheid en de rangorde in het gezin (met een vier jaar oudere broer) evenveel onvoldoendes op van vader. Ook op school en in zijn sociale leven was second hand een constante: telkens opnieuw werd hij afgerekend, niet op wie hij was, wel op zijn Arabische naam, op de afdankertjes van zijn broer die hij moest dragen en, later, op zijn homoseksualiteit. Niet voor niets is de motor in het universum van Cherkaoui tonen, de dialoog aangaan en begrepen worden. Theaterdans is daartoe zijn medium.
Pas nadat zijn vader het gezin heeft verlaten kan Cherkaoui op zijn vijftiende openlijk kiezen voor dans. Voor die tijd moest hij zich tevreden stellen met het imiteren van wat hij in de woonkamer op televisie zag, in popvideo’s, Bruce Lee- en balletfilms. Logisch dus dat hij zijn eerste stappen in de professionele danswereld zette op televisie, als achtergronddanser in een populair muziekprogramma met Vlaamse hits.
1995 is een sleuteljaar. In dat jaar wint Cherkaoui een wedstrijd voor jong Belgisch danstalent, georganiseerd door choreograaf Alain Platel en het Gentse productiehuis Victoria. Hoofdprijs is een trip naar New York, met danslessen op Broadway en workshops bij het gezelschap van cultchoreograaf Alvin Ailey. Met dat visitekaartje kan Cherkaoui terecht bij P.A.R.T.S., de internationaal gerenommeerde opleiding in hedendaagse dans van Anne Teresa De Keersmaeker in Brussel. Alain Platel moet wachten tot die dansstudie afgerond is om Cherkaoui te strikken voor het iconische Iets op Bach (1998). Nog tijdens de tournee stelt Platel aan hem voor om deel uit te maken van zijn in Gent gebaseerde choreografencollectief, Les Ballets C de la B.
Ritme als bindmiddel
In 2000 zet Cherkaoui er met Rien de Rien het kader uit voor zijn verdere oeuvre: een hybride podiumomgeving waarin culturen, leeftijden en disciplines elkaar ontmoeten. De scenografie in deze eerste voorstelling herinnert aan een moskee, met oosterse tapijten op de grond en een Arabische inscriptie op de achterwand. De imam is een cellist, de dans een gebed waarin ook Shiva en tango opduiken. De jongste danseres is veertien, de oudste achtenvijftig – zij mag een jonge danser verleiden. Tekst en dans wisselen elkaar af. De zangeres en de muzikant bewegen mee met de dansers.
Ook de muziek in Rien de Rien (Edith Piaf, Zoltán Kodály, György Ligeti en oude Italiaanse gezangen) typeert het eclecticisme van Cherkaoui. De choreograaf gebruikt graag livemuziek op het podium om de ritmes van dans, muziek en lichaamstaal zo nauwkeurig mogelijk op elkaar af te stemmen en ze zo sterk mogelijk te laten resoneren bij de toeschouwer. “Ritme is een sterk bindmiddel tussen mensen”, aldus de choreograaf, “iedereen begrijpt intuïtief ritme en kan via ritme communiceren.”
© Chris Van Der Burght
In de aanloop van zijn eerste productie leert Cherkaoui de Brusselse danser-choreograaf Damien Jalet kennen, sindsdien zijn klankbord. Unisono vormen ze de Belgische kers op de taart voor de cultuuroverschrijdende missie van Cherkaoui: een Franstalige Brusselaar met Franse en een Antwerpenaar met Marokkaanse roots. In 2005 schrijven ze samen de choreografie voor het Belgisch nationaal dansfeest, Ik hou van u / je t’aime tu sais, de razend populaire feesteditie van Bal Moderne die gelijktijdig in twaalf Belgische steden plaatsvindt. In 2010 tekent Jalet officieel als co-choreograaf voor Babel (Words).
©Tristram Kenton
Cherkaoui blijft in totaal zes jaar verbonden aan het collectief rond Alain Platel. Naast Rien de rien creëert hij er sleutelproducties als Foi (2003), dat handelt over geloof en manipulatie, Tempus Fugit (2004), in opdracht van het Festival d’Avignon, en Zero Degrees (2005), een duet met een andere zielsverwant, de Brits-Bangladeshi choreograaf Akram Khan. Hun samenwerking levert niet alleen een nominatie op voor de prestigieuze Laurence Olivier Awards, maar betekent voor Cherkaoui ook het begin van een partnerschap van onschatbare waarde met het belangrijkste Britse danshuis, Sadler’s Wells. In dezelfde periode schrijft Wim Vandekeybus It voor Cherkaoui, een solo die ze in het voorjaar van 2011 als duet hervatten. Met Ultima Vez-danseres Nienke Reehorst maakt hij in 2002 Ook, een stuk voor mentaal gehandicapte acteurs. Zowel Reehorst als een van de acteurs, Marc Wagemans, bleven tot de kerngroep rond Cherkaoui behoren.
Daarnaast zoekt Cherkaoui zuurstof bij andere gezelschappen. Hij choreografeert verschillende werken voor Les Ballets de Monte Carlo, onder andere
In Memoriam. In deze meditatie over voorvaderlijk geheugen en persoonlijke herinnering legt Cherkaoui de basis voor een langdurige samenwerking met het polyfone ensemble A Filetta uit Corsica. Folkmuziek blijft voor Cherkaoui een krachtige en fascinerende bron van collectief geheugen en een antwoord op zijn behoefte aan verdieping in tijd.
Netwerk Antwerpen
Wanneer theaterregisseur Guy Cassiers in 2006 aantreedt als intendant van het Toneelhuis, het vernieuwde stadstheater in Antwerpen, nodigt hij Cherkaoui uit om een van de zeven huisartiesten te worden. Het zal een gouden aanbod blijken. Voor Cherkaoui is het een gedroomde gelegenheid om zich artistiek in te bedden in het multiculturele bad van de havenstad die hij als zijn thuis beschouwt. Bovendien beschikt het Toneelhuis over een stevig internationaal netwerk en kan Cherkaoui er via creatieve samenwerkingsverbanden met andere disciplines (theater, film en videokunst, literatuur, performance) een nieuw publiek bereiken.
De choreograaf mag bijdragen aan House of The Sleeping Beauties, een opera van Guy Cassiers en hedendaags componist Kris Defoort. Dankzij de goed uitgebouwde publieksactiviteiten en regelmatige publicaties van het stadstheater krijgt zijn werk uitgebreide dramaturgische toelichting. Hun infrastructurele en technische mogelijkheden maken dat de eigen producties van Cherkaoui grootschaliger worden. Tegelijk kan hij een vaste kern van vertrouwde medewerkers rond zich heen verzamelen: dansers Damien Jalet, Darryl Woods en muziekexperte Christine Leboutte.
Cherkaoui leert in deze periode Patrizia Bovi kennen. Ze is muziekdirectrice van Micrologus, een Italiaans ensemble dat onderzoek verricht naar de muziekcultuur van orale tradities, een blijvende bron van inspiratie in het werk van Cherkaoui.
Bovi verleent hem muzikaal advies en zal een vaste waarde worden in zijn producties, te beginnen bij Myth (2007). Verder biedt ook de eerbiedwaardige Brusselse Muntschouwburg Cherkaoui ruggensteun als presentatieplatform en coproducent.
Man uit het Oosten
Omdat de productiestructuur rond Cherkaoui te groot wordt voor Toneelhuis en te versnipperd voor de choreograaf zelf, richt Cherkaoui in januari 2010 zijn eigen gezelschap op. Eastman is een letterlijke vertaling van zijn naam, Cherkaoui, “de man uit het oosten”. De eerste nieuwe productie onder het nieuwe label Babel (Words) is meteen een schot in de roos. De voorstelling is een barokke uitvergroting van Cherkaoui’s missie. Het probleem van Bijbelse spraakverwarring wordt er verlegd naar de vraag hoe we ondanks alles kunnen streven naar begrip en eendracht. Waar is het universele over de verschillen heen? Om hun vraagstelling kracht bij te zetten, verzamelen Cherkaoui en co-choreograaf Damien Jalet achttien performers (dansers en muzikanten) uit dertien verschillende landen rond zich. Samen spreken ze vijftien talen en belijden ze zeven religies. Bovendien komen de meeste van de twaalf dansers uit een biculturele achtergrond, net als Cherkaoui en Jalet zelf.
Babel (Words) is het sluitstuk van een trilogie die een evolutie aangeeft in het denken van Cherkaoui. Na Foi uit 2003, over de impact van geloof met manipulerende, onzichtbare engelen, en Myth uit 2007, met archetypes en schaduwen uit het onderbewustzijn, nemen de personages in Babel (Words) zelf de verantwoordelijkheid voor de werkelijkheid die ze hier en nu creëren.
Ritme is in Babel (Words) opnieuw een universeel ijkpunt om aan de voetangels en klemmen van taal-, cultuur- en communicatieverschillen te ontsnappen. Het publiek krijgt een uiteenzetting over hoe je als individuele toeschouwer het ritme van de voorstelling kunt incorporeren via spiegelneuronen – showmaster Darryl E. Woods legt dat met veel humor en aplomb uit. Lichamen blijven het universele communicatiemedium bij uitstek. Maar er is werk aan de winkel, want ze moeten haarfijn getuned worden. “Mijn lichaam is niet zomaar een object”, aldus Cherkaoui in 2009, “ik moet proberen elke cel van dat lichaam te zijn. Als je het punt bereikt dat je met je lichaam samenvalt, dan kun je energie doorgeven aan andere lichamen.” Het thema van bewuste lichamelijkheid komt in Babel (Words) uitgebreid aan bod in het personage van avatar Ulrika Kinn Svenson. Zij vertegenwoordigt hybride werelden tussen mens en machine, tussen zelfgekozen en aangestuurd gedrag.
Ook de Britse beeldend kunstenaar Antony Gormley levert in Babel (Words) een bepalende bijdrage. Zijn samenwerking met Cherkaoui vormt een trilogie op zich. Voor Zero Degrees (2005) maakte hij gesloten dansermallen, voor Sutra (2008) waren het halfopen kisten voor zestien boeddhistische monniken en in Babel (Words) is zijn scenografie geëvolueerd naar open structuren met vijf driedimensionale kaders in aluminium. Op het eerste gezicht variëren die kaders van groot naar heel groot. Het ingenieuze is dat het om vijf dezelfde volumes gaat die telkens op een verschillende as zijn uitgerekt, waarmee ze duidelijk maken dat achter verschillen altijd 104 overeenkomsten schuilen. Gormleys volumes zijn bedrieglijk eenvoudig, wendbaar, rechtlijnig, uiterst helder en met een onbegrensd metaforisch potentieel: ze worden door de performers ingezet als stad, maatschappelijke structuur, spelomgeving, kijkbox, sarcofaag, beschermend omhulsel of zelfopgelegde beperking. Op elk ogenblik in de voorstelling leveren ze voer voor een nieuwe invulling van wat zich hier en nu voordoet. Tegelijk vormen de volumes een tegenwicht voor een al te menselijke beperking in perceptiekaders.
Babel (Words) krijgt in de loop van 2011 terecht een paar belangrijke prijzen: twee Laurence Olivier Awards in Londen én de Benois de la Danse in Moskou. UNESCO kent Cherkaoui in hetzelfde jaar de titel toe van Young Artist for Intercultural Dialogue between Arab and Western Worlds
omwille van zijn onderzoek naar “de ontmoeting tussen culturen en exploraties van identiteit”.
Inspiratie uit Japan
Cherkaoui’s recentste grote productie, TeZukA (2011), is een schoolvoorbeeld van hoe zijn voorstellingen tot stand komen. De choreografie is ontstaan uit zijn liefde voor tekenkunst. Als kind al verslond hij stripverhalen en droomde hij ervan tekenaar te worden. Later raakte hij gefascineerd door de cultuur van Japanse stripverhalen met de visionaire Japanse mangatekenaar Osamu Tezuka als favoriet. Cherkaoui heeft grote bewondering voor de manier waarop hij in zijn strips universele thema’s als mensenrechten, ethiek en tolerantie aan bod laat komen. Via zijn Japanse dansers was Cherkaoui bovendien geboeid geraakt door Japanse omgangsvormen en sociale rituelen. Hij slaagde erin een kalligraaf uit de tekenstudio van Osamu Tezuka mee op het podium te krijgen om de dans te illustreren. Ook twee Shaolin-monniken uit Sutra dansen mee in TeZukA.
Deze typische, zichzelf organiserende openheid trekt Cherkaoui door naar zijn repertoireopvoeringen die hij aan het Toneelhuis beloofde in ruil voor verdere logistieke en productiesteun voor zijn nieuwe gezelschap, Eastman.
In 2010 kreeg het Toneelhuis nog wederopvoeringen van Myth
(2007) en Foi (2003). Eén seizoen later was de originele versie van IT
(2002) al niet meer dan een aanleiding voor een nieuw choreografisch onderzoek. Het oorspronkelijke stuk was een opdracht van Wim Vandekeybus en Cherkaoui voor het Festival van Avignon. Vandekeybus besloot toen om zijn tekst van Paul Bowles te laten dubben door een ezel op de scène, terwijl Cherkaoui in een voortdurende bewegingsmetamorfose de natuurgeest uit het verhaal danste. Het nieuwe IT 3.0 is een spel tussen de bewegingsstijlen van Vandekeybus en Cherkaoui, een confrontatie met hun eigen geëvolueerde danslichaam, een oefening in geheugen, herkennen en loslaten. “To do, to undo and to redo”: Cherkaoui wil in de geest van Louise Bourgeois’ credo dynamischer omgaan met zijn eigen repertoire.
Cherkaoui wil in 2012 verder ingaan op de samenstelling van componenten en identiteiten in mensen en dingen. Puz/zle is de werktitel van een project waarin hij zich de vraag stelt wat er gebeurt als je een stukje van iemands identiteit wegneemt of inwisselt voor een deel van iemand of iets anders. Ook in 2013 zal Cherkaoui geen klakkeloze herhaling van vroeger werk tonen. In dat jaar zal de Muntschouwburg in Brussel Three Duets
programmeren, drie herziene duetten uit eerder werk van Cherkaoui: zijn bewerking van Nijinski’s Faun gevolgd door Rein, twee solo’s die Cherkaoui eerder danste op het strand van Oostende voor het Dansand-festival en waarin hij het thema van obsessieve reinheid in verband brengt met het danslichaam. Dan volgt het slotduet uit Babel (Words) met Navala Chaudari en Damien Fournier.
© Hugo Glendinning
Intussen krijgt Cherkaoui voortdurend nieuwe opdrachten. Vorig jaar ging hij in première met Labyrinth (2011), een werk voor het Nederlandse Nationaal Ballet. In 2012 is een samenwerking gepland met het balletgezelschap Pilobolus uit Connecticut in de VS. Een andere opdracht kwam van de Opéra de Paris: Cherkaoui en Damien Jalet superviseren er in 2013 een choreografie waarin de dansers van de Opéra aan de slag gaan met dansmateriaal dat onderzocht en ontwikkeld werd bij Eastman.
Net als voorheen wil Cherkaoui binnen Eastman zijn grotere choreografieën afwisselen met intiemer werk en zijn eigen hedendaagse dansidioom toetsen aan andere dansculturen. Hij blijft op tournee gaan met het ingetogen Dunas (2009), waarvoor hij met flamencodanseres Maria Pagés de Spaanse Giraldillo in de wacht sleepte, de Oscar van de flamencodans. Voor Dunas
kreeg hij ook de National Dance Award voor de beste mannelijke performance in de categorie moderne dans.
In hetzelfde seizoen creëerde Cherkaoui Play
met de Indische Shantala Shivalingappa, een danseres die thuis is in klassieke kuchipudidans maar die ook werkte met Pina Bausch en Peter Brook. In 2013 staat een tangoproject in de steigers met een Argentijnse partner.
Voor Cherkaoui betekent dit soort directe confrontatie van bewegingsstijlen telkens weer een open en inspirerend onderzoek naar nieuwe kruisbestuivingen.